Publicatie in Het Financieele Dagblad, 4 februari 2017, door Ramon Wernsen
De populaire schenkingsvrijstelling van €100.000 voor de eigen woning is terug. Niemand zal deze snel afslaan. Let wel op de mogelijke keerzijde ervan.
Veelal wordt de eigenwoningschenking gedaan aan het eigen kind. Deze gebruikt het geschonken bedrag vervolgens om er een bestaande hypotheekschuld mee af te lossen of een nieuwe eigen woning mee aan te kopen. Als de ontvanger van de schenking is getrouwd, dan kan het zo zijn dat het hier gaat om een gezamenlijk aangegane hypotheekschuld en een gemeenschappelijke woning. Afspraken tussen de partners over de gevolgen van de schenking worden in de praktijk nauwelijks gemaakt. Toch is dit een belangrijk aspect van de eigenwoningschenking. Wordt hierover niets vastgelegd, dan kan bij latere verkoop van de woning of bij een echtscheiding een discussie over de zogeheten vergoedingsrechten ontstaan.
De eigenwoningschenking wordt vaak gedaan onder een uitsluitingclausule. Hiermee wordt voorkomen dat de schenking in een gemeenschap van goederen valt als de ontvanger — bijvoorbeeld uw kind — in gemeenschap van goederen gehuwd is. Het geschonken bedrag blijft privévermogen van de begiftigde, ook als het wordt gebruikt voor de gemeenschappelijke eigen woning. Door de privéschenking te gebruiken voor deze woning ontstaat er een vergoedingsrecht van de ontvanger op de gemeenschap.
Vanaf 1 januari 2012 bepaalt de wet dat de echtgenoot (het geldt niet voor samenwoners) die privégeld heeft geïnvesteerd in de gezamenlijke eigen woning economisch gezien voor een groter deel gerechtigd is in de waarde van de eigen woning. De omvang van dit vergoedingsrecht wordt in beginsel bepaald aan de hand van de waarde van de woning. Omdat de omvang van het vergoedingsrecht afhankelijk is van het goed waarin als het ware wordt belegd, wordt dit ook wel de beleggingsleer genoemd. Onderstaande voorbeelden laten zien hoe ingewikkeld de vaststelling van vergoedingsrechten in de praktijk kan zijn.