Publicatie verschenen op FiscAlert (maart 2023 | jrg 29), door Ramon Wernsen

De nieuwe box 3-heffing pakt voor mensen met andere bezittingen dan spaargeld erg ongunstig uit. Financieel planner Ramón Wernsen legt uit hoe dat komt en wat u eraan kunt doen.

De nieuwe box 3-regeling maakt onderscheid tussen spaargeld, overig bezittingen en schulden. Voor elk onderdeel geldt een eigen forfaitair percentage. De forfaitaire percentages bedragen 0,36% (voorlopig) voor spaargeld, 6,17% (definitief) voor overige bezittingen en 2,57% (voorlopig) voor schulden. Het belastingpercentage in box 3 bedraagt in 2023 32%. De belastingdruk op contanten, bank- en spaarsaldi komt dit jaar uit op maximaal 0,12% (0,36% x 32%) en de belastingdruk op ‘overige bezittingen’ op maximaal 1,97% (6,17% x 32%). De vraag is of de voor dit jaar geldende forfaitaire box 3-belasting nu wel zo eerlijk is. De hoogste tijd om de theorie los te laten op de praktijk.

Spaargeld en deposito’s

Voorbeeld: u hebt €500.000 aan belast box 3-vermogen. Dit staat op bank- en spaarrekeningen en/of spaardeposito’s. Zodoende komt uw box 3-inkomen uit op €1.800 (0,36% x €500.000). Over dit bedrag betaalt u vervolgens 32% belasting, ofwel €576. Uitgedrukt in een percentage van uw belaste vermogen betaalt u in dit voorbeeld 0,12% aan belasting (€576/€500.000).


Het forfaitaire rendement staat dus vast, maar niet het werkelijke rendement. Immers de rente varieert per bank en per spaarsoort. Stel dat u 0,5% rente ontvangt bij uw bank, dus €2.500. Dan houdt u netto 0,38% over (0,5% – 0,12%). Uw werkelijke belastingdruk bedraagt dan afgerond 23% (€576/€2.500 x 100%).

De belastingdruk wordt lager als u een hoger rendement weet te behalen op uw spaargeld. Zet u uw geld bijvoorbeeld op een spaardeposito met een rentevergoeding van 2%? Dan betaalt u ook €576 aan box 3-belasting maar daalt de werkelijke belastingdruk naar afgerond 6%. Waar een hoger rendement bij beleggingen gepaard gaat met een hoger risico, hoeft dit bij het wegzetten van uw geld op spaarrekeningen of deposito’s niet het geval te zijn.

In tegenstelling tot voorgaande jaren lijkt de belastingheffing op spaargeld, gelet op de huidige (variabele) rentevergoedingen op spaarrekeningen en eenjarige spaardeposito’s, alleszins redelijk. Op dit moment kan iedereen een rente ontvangen tussen de 0,5% en 2%. Shoppen voor de hoogste rente loont om de belastingdruk op uw spaargeld zo laag mogelijk te houden. Let wel op dat de bank onder het Nederlandse depositogarantiestelsel valt.

Overige bezittingen

Vermogen dat niet op een spaarrekening of spaardeposito staat, valt onder ‘overige bezittingen’. Het maakt niet uit of u belegt in veilige staatsobligaties of in risicovollere aandelen. In alle gevallen wordt u aangeslagen voor een forfaitair rendement van 6,17% waarover u 32% belasting betaalt. Netto is dat maximaal 1,97%. Net als bij sparen is ook hier de belastingdruk sterk afhankelijk van uw werkelijke rendement.

In de tabel ziet u dat het voor de belastingdruk nogal wat uitmaakt hoe u uw vermogen belegt. Stel dat u het belastbare box 3-saldo van €500.000 100% belegt in staatsobligaties. U verwacht dit jaar 2% rendement na kosten. Van het behaalde rendement van €10.000 houdt u weinig over nadat de box 3-belasting is betaald. De werkelijke belastingdruk loopt hier, afhankelijk van de kosten, op tot wel 99%! Dit is fiscaal oneerlijk in vergelijking met iemand die met geld op een spaardeposito 2% rendement weet te behalen waarbij de belastingdruk rond de 6% bedraagt.

Veel Nederlanders beleggen op basis van een neutraal profiel. Dit houdt een mix van aandelen en obligaties in. Het langetermijnrendement bedraagt naar verwachting gemiddeld zo’n 5% per jaar, ofwel €25.000. Het maakt hierbij nog wel uit hoeveel kosten de productaanbieder rekent. Als u 1% kosten (€5.000) betaalt dan houdt u na de box 3-belasting van €9.872 nog maar ongeveer €10.000 over. De werkelijke belastingdruk loopt zodoende op tot circa 49%.
De belastingdruk op overige bezittingen neemt af naarmate het werkelijk behaalde rendement (na kosten) hoger is. Maar dit betekent uiteraard ook dat het risico hoger is. Onder risico verstaan we hier de neerwaartse afwijking van het verwachte rendement. Dit risico werd vorig jaar goed zichtbaar. Over 2022 behaalden alle beleggingsprofielen (van defensief tot offensief) gemiddeld een negatief nettorendement van 11% tot 15% (*bron: Vermogensbeheer Rendement index (VBR-index©)). Als we als uitgangspunt nemen dat we voor belastingheffing in box 3 kijken naar het werkelijk behaalde per kalenderjaar (2022) dan zien we dat de werkelijke belastingdruk van een defensieve belegger wel 40 keer hoger uitpakt dan dat van een spaarder. Zie ook de tabel Rendement en belastingdruk.

Bezwaar

Op basis van voorgaande voorbeelden ligt het voor de hand dat er wederom veel bezwaarprocedures worden gestart tegen de vernieuwde box 3-heffing. Beleggersvereniging VEB is begonnen met een onderzoek naar de werkelijke rendementen van beleggers over 2022. Inmiddels hebben zo’n 1.100 beleggers hun rendementen doorgegeven. Daarnaast start de VEB een proefproces tegen de vermogensrendementsheffing voor beleggers. Lees ook het bericht in Voorkennis op p.6 van dit nummer.

Schulden minder aantrekkelijk

Vanaf 2023 geldt voor schulden een eigen, lager, forfaitair rendement van (voorlopig) 2,57%. Dat maakt box 3-schulden minder aantrekkelijk dan voor 2023. Dit geldt ook voor schulden aan de eigen BV. Voor de aanpassing vielen de schulden immers nagenoeg geheel weg tegen bezittingen.

Vermogensverdeling aanpassen

Nu we weten wat de gevolgen van de nieuwe belastingheffing in box 3 zijn, moeten we op zoek naar een oplossing: uw vermogensverdeling aanpassen. Zo kunt u ervoor kiezen om laag renderende beleggingscategorieën om te zetten in spaardeposito’s. Een andere mogelijkheid is om voor peildatum 1 januari uw beleggingen te verkopen en om te zetten naar de spaarrekening of spaardeposito. Na een termijn van minimaal 3 maanden kunt u de beleggingen weer aankopen. Op deze manier ontloopt u de hoge box 3-belasting. Maar let op: u maakt wel aan- en verkoopkosten en u loopt ook beleggingsrisico’s.

Hebt u de beschikking over een spaar-BV? Dan kunt u er ook voor kiezen om de beleggingen met een lager verwacht rendement over te plaatsen naar de BV. Zie ook het artikel ‘Op met beleggingen naar de BV’ online op www.fiscalert.nl ➤ fiscaal. Voor box 3-schulden is het verstandig om te kijken of deze nog altijd fiscaal aantrekkelijk zijn. Al met al vergt een goede afweging wat rekenwerk, waar ik u als financieel planner graag mee help. Als lezer van FiscAlert ontvangt u een speciale korting van 25% op het uurtarief.

CONCLUSIE

Voor belastingbetalers met bank- en spaartegoeden lijkt de nieuwe box 3-heffing alleszins redelijk. Het forfaitair rendement is minder rechtvaardig bij bijna alle overige beleggingscategorieën. Het ligt voor de hand dat er wederom veel bezwaarprocedures worden gestart tegen deze box 3-heffing. Intussen is het aan u om te kijken of u uw beleggingen anders moet verdelen.

HOE BEREKENT DE BELASTINGDIENST DE FORFAITAIRE RENDEMENTEN?

Voor het bepalen van het forfaitair rendement op overige bezittingen maakt de wetgever gebruik van het langetermijnrendement van een beleggingsmix die bestaat uit onroerende zaken (53%), aandelen (33%) en obligaties (14%). Het langetermijnrendement wordt gebaseerd op een horizon van 15 jaar. Voor het jaar 2023 kijkt men terug naar de jaren 2007 tot en met 2021.

  • rendement vastgoed
Het rendement op onroerende zaken wordt vastgesteld aan de hand van de CBS-prijsindex voor bestaande Nederlandse koopwoningen. Aansluiting bij Nederlands vastgoed is dan misschien vanuit de fiscaliteit te verklaren, immers buitenlands vastgoed is niet belast in Nederland, maar vanuit de beleggingsleer niet. Logischer zou dan zijn om voor vastgoed te kiezen voor een breder gespreide Europese index (die opmerkelijk genoeg wel wordt gebruikt voor het aandelendeel).
De gemiddelde waardeontwikkeling (indirecte rendement) over de periode 2007 tot en met 2021 komt uit op circa 3%. Bij vastgoed in box 3 gaat het veelal om verhuurd onroerend goed. Dat kent dus ook een direct rendement (huur minus kosten). Hier lijkt de Belastingdienst geen rekening mee te houden.
  • rendement aandelen
Bij aandelen wordt aangesloten bij de MSCI Europe Standard Gross Local Index. Dit is een herbeleggingsindex. Dat betekent dat het dividend niet wordt uitgekeerd, maar herbelegd. Onderdeel van het forfaitaire rendement is hier dus zowel het indirecte rendement (koerswinst) als directe rendement (dividend). Het gemiddelde rendement over de gehanteerde periode bedraagt ongeveer 5,2%. Ten onrechte houdt de Belastingdienst bij hun berekeningen geen rekening met kosten. Als belegger zou u dit rendement nooit realiseren. Kortom: haal van dit rendement nog maar een procentje af.
  • rendement obligaties
Bij obligaties wordt het rendement gesteld op het gemiddelde van de maandelijkse kapitaalmarktrentevoet van de Nederlandse tienjarige staatsobligatie. Vanaf 2022 tot heden heeft deze rente zich spectaculair ontwikkeld. Bedroeg deze rente begin 2022 nog bijna 0%, inmiddels is deze fors gestegen naar rond de 2,9%. Kijken we naar het gemiddeld rendement over de periode 2007 tot en met 2021 dan komt deze uit op 1,65%. Ook hier spelen kosten een rol, maar vergeet onze wetgever daar gemakshalve rekening mee te houden bij het vaststellen van de forfaitaire rendementen.
  • beleggings- versus beleggersrendement
Behalve met kosten houdt de huidige box 3-wetgeving ook geen rekening gehouden met de emotie van beleggers. Uit onderzoek komt naar voren dat het rendement dat beleggers maken (het beleggersrendement), veelal lager is dan het werkelijk gemaakte rendement van de beleggingen (het beleggingsrendement). Dit valt te verklaren door beleggersgedrag! Particuliere beleggers laten zich vaak leiden door hun emoties. Ze stappen hoog in en verkopen op een moment dat de koersen sterk dalen. Dit staat ook wel bekend als The Behavior Gap. Dit kan ertoe leiden dat de onderliggende beleggingen 6% rendement hebben gemaakt, maar de belegger zelf maar 3%. Houden we rekening met The Behavior Gap dan is het werkelijk gerealiseerde rendement mogelijk nog lager en dus de effectieve belastingdruk in box 3 hoger.