Publicatie in Het Financieele Dagblad, 18 maart 2017, door Ramon Wernsen
‘Smart bèta’ lijkt de nieuwe heilige graal voor beleggers. Maar heeft het wel zin om de markt te willen verslaan door in smart-bèta-indices of factoren te beleggen? De voor- en nadelen op een rij.
De belangstelling voor smart-bèta-indices kwam op gang na het begin, in 2008, van de wereldwijde financiële crisis, toen beleggers zich meer gingen richten op het beheersen van risico in plaats van het simpelweg maximaliseren van rendement. Sindsdien stijgt de populariteit van dit type beleggingsfonds, dat zich begeeft op de grens van actief en passief beheer. In feite kopieert een smart-bèta-etf (‘exchange traded fund’, ook wel tracker genoemd) de werkwijze die ook managers van actief beheerde beleggingsfondsen toepassen. Een mens van vlees en bloed komt er niet aan te pas; deze etf automatiseert dit beleggingsproces met een computermodel. ‘De oorsprong van dit model is terug te vinden in “factor based investing”. Hieronder valt ook het beroemde vijffactormodel van Fama en French’, aldus financieel planner Robert van Beek van About Life & Finance. De afwezigheid van een actieve fondsbeheerder verlaagt de kosten van het fonds, maar op factoren gebaseerde beleggingsfondsen en etf’s hebben de neiging hogere kosten in rekening te brengen dan naar marktkapitalisatie gewogen rechttoe-rechtaanindexfondsen en etf’s. In Europa groeide het vermogen onder beheer van smart-bèta-etf’s vorig jaar flink. Het fors toegenomen aanbod van deze producten en de soms complexe samenstelling van deze beleggingsfondsen maakt het lastiger ze te doorgronden dan bijvoorbeeld synthetische trackers*.
Voordelen
De term smart bèta suggereert dat er slim wordt omgegaan met beleggingsrisico (bèta) en dat hierdoor kan worden bereikt dat dit type etf beter presteert dan zijn index (alpha).